Bijna

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
‘U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd.’ (Psalm 8 : 6 en 7)

‘Bijna een god’, dat is een heel sterke uitdrukking die David gebruikt in Psalm 8.

‘Bijna’… wat betekent dat?

Ik moest daaraan denken toen dit jaar er twee ‘sterrenregens’ te zien waren. Vallende sterren, zeggen we dan, hoewel het niks met sterren te maken heeft, maar met meteorieten die de dampkring van de aarde binnendringen, door de luchtweerstand verbranden en dus een lichtend spoor laten zien. Eerder dit jaar waren het de Perseïden, later, in oktober, de Orioniden, maar in 2023 waren het er nog veel meer.

Waar het me nu om gaat is dat we als mensen (de astronomen onder hen), precies kunnen aangeven wanneer er zulke vallende sterren zullen zijn. Astronomen ‘kennen we de  wegen van de sterren’, terwijl we in de Bijbel lezen dat God dat alles geschapen heeft en ook het onmetelijke heelal. Daarvan spreekt ook Psalm 8 in vers 4: ‘Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door U daar bevestigd…’ En de mens  kijkt daarnaar en berekent de baan van de sterren, de zon, de maan en zelfs die rondzwervende meteorieten die langs komen. Al eeuwenlang.

Hij, die dat alles geschapen heeft, heeft bepaald waar zich die miljarden maal miljarden sterren, planeten en meteorieten zich waar op welke plek in het mateloze heelal bevinden. De foto’s van die nieuwe James Webb Space Telescope geven aan wat er ergens is, maar ook – en misschien wel vooral – niet aan wat er verder in het heelal is.

En daar ligt dan ook de beperking. Bijna een god… Maar als we proberen te bedenken wat we allemaal niet zien en berekenen kunnen, dan gaat ‘bijna’ niet over millimeters, centimeters of kilometers, maar eerder over lichtjaren en zelfs nog veel meer. Logisch ook, denk ik dan, want we hebben het over kleine mensjes tegenover de Almachtige, de Eeuwige, de Oneindige, de Schepper en Heerser over al wat er is, ook in die onmetelijke ruimte, waarvan wij maar een piepklein stukje kunnen beschouwen.

 

Aan dat ‘bijna’ zit natuurlijk – nou ja… natuurlijk? was het de natuur van de mens zoals God die bedoeld had? – ook een heel andere kant. Het ‘bijna een god’ blijkt na de zondeval alle goddelijkheid (van een God die licht, liefde, genade en vrede wil voor Zijn schepping) weinig of zelfs niks over. Het is niet goddelijk dat de ene mens de ander naar het leven staat. Of dat het ene volk het bestaan van het andere wil vernietigen. Of dat – en dat is veel dichterbij – ik jaloers ben op iemand die meer bezit dan ik.

Het lijkt erop dat ik het niet met David eens ben als hij zingt dat de mens ‘bijna een god is’. Want als ik in mijn eigen hart kijk, en in de wereld om me heen, dan geloof ik daar niks van. Zoveel zonde, zo weinig liefde voor God, zoveel beelden/afgoden die ik aanbid of nodig lijk te hebben, zoveel afgunst, zoveel oneer voor vaders en moeders, zoveel… ga al die 10 geboden en leefregels maar na, er is er niet een waaraan ik voldoe.

‘Glans en glorie…’ hmm… daar is in mijn leven weinig van te merken. ‘Hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd.’ Ja, dat lijkt wel waar te zijn, maar dan om alles te vertrappen en stuk te maken. Als we alleen al over de tijd na de zondeval nadenken, dan zouden we – in alle eerbied – kunnen denken: had God dat maar niet gedaan, dat alles aan de mens toevertrouwen. Want de puinhoop die we van dat ontzettend fraaie werk van God hebben gemaakt is enorm. En gaat ook nog door.

Ik denk dan ook dat David zong over de geschapen mens van voor de zondeval. Want nu zie ik weinig of eigenlijk geen goddelijkheid in mijn of in het leven van andere mensen.

Wat ’n ellende, die zondeval. Niet alleen van Adam en Eva, maar ook van mijzelf. Ik had het niet beter gedaan dan zij, moet ik bedenken.

En dan kan ik niet anders dan denken aan de herschepping, de vernieuwing van hemel en aarde, waarheen God op weg is met Zijn kinderen.

Pas dan, meen ik, zullen we weer ‘bijna een god zijn’. Voor die tijd zullen we – lees de kranten, luister en kijk naar het nieuws van elke dag… wat een ongelooflijke ellende en bagger komt er iedere dag weer dan langs – die goddelijkheid niet waarmaken.

Maar… Hij, de weg, de waarheid en het leven, gaat er bij Zijn terugkomst op aarde voor zorgen dat wij, mensen, bijna goddelijk zullen zijn. Met alle liefde.

Wat moet dat dan een verademing zijn voor ons die nu de adem inhouden als we zien wat er op aarde allemaal mis gaat.

 

Door Heerco Walinga

 

noot van de redactie: dit artikel verscheen in editie 1-2024 van het Gereformeerd Kerkblad op 12 januari 2024