(Contra)remonstranten in Capelle aan den IJssel

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
In 1613 kreeg de kerk van Capelle aan den IJssel een nieuwe predikant. Op zich is dit niks nieuws, ware het niet dat in deze periode er een heftige theolo¬gische strijd tussen de liberale remonstranten en de meer rechtzinnige contraremonstranten woedde. De gereformeerde kerk en de staat waren sterk met elkaar verknoopt. De overwegend remonstrantse provincie Holland trad daarbij met justitieel geweld op tegen de contraremonstranten. De wisseling van de predikant in Capelle aan den IJssel is in dit licht te zien als onderdeel van de Bestandstwisten.

Door Jac de Groot MA

Dronken dominee

Van 1606 tot 1613 werd de Capelse gemeente gediend door ds Merkinius. Hij was een niet geheel onbesproken persoon, omdat hij in een dronken bui op een bruiloft eens iemand tegen de grond had geslagen. Ook klaagde hij bij de classis van Schieland regelmatig over de katho­lieke missen op het slot dat in de nabijheid van Capelle stond. Het hielp hem weinig, want de macht van de rijke Rotterdamse koopman Van der Veecken was groot. Deze koopman bezat het collatierecht voor Capelle, wat inhield dat hij bevoegd was ambtsdragers te benoemen of te ontslaan. Volgens het verslag van de classis kreeg ds Merkinius op eigen verzoek in 1613 ontslag van­wege ‘de  cleine vruchten die hij tot noch toe aldaer gedaen heeft.’

Collatierecht

Het is niet gewaagd te veronderstellen dat de katholieke Van der Veecken hier een rol heeft ge­speeld. Hoe dan ook we treffen ds. Conrad Merkinius later in 1629 onder de naam Markinius aan als legerpredikant die als eerste na de verovering van ’s-Hertogenbosch in de St. Jan preekte, met onder zijn gehoor vele vorsten en vooraanstaanden, waaronder prins Frederik Hendrik en zijn vrouw. Dit betekent dat hij contraremonstrant moet zijn geweest. Volgens opgave was hij toen veldpredikant na daarvoor predikant te Emmerik te zijn geweest. Later hielp hij met een aantal andere predikanten, waaronder de bekende theoloog Gijsbertus Voetius met de inrich­ting van de gereformeerde kerk aldaar. Merkinius was dus geen kleine jongen, misschien iets ongeremd.

Ds Audart

Door toedoen van de eerder genoemde rooms-katholieke Rotterdamse koopman Johan van der Veecken, am­bachtsheer van Capelle aan den IJssel, werd ds Merkinius opgevolgd door Robertus Audart. Deze theoloog kwam uit Kamerijk, België, en had zich op 29 novem­ber 1603 op 22-jarige leeftijd te Leiden als theologiestudent laten inschrijven. De kerken­raad van Capelle wilde hem liever niet hebben, want de man had maar zo weinig gaven ‘bij­sonderlick in ’t singen’. Men had namelijk geen orgel, dus zong men à capella. In 1574 was door de Hollandse synode het gebruik van orgels afgeraden met een verwijzing naar 1 Kor. 14:19. Een goede zangleider was dus wel nodig. Dominee Audart was remonstrantsgezind, zoals zovelen in de omgeving van Rotterdam, waar Hugo de Groot als pensionaris fungeerde. Geen wonder dat Van der Veecken, die bevriend was met remon­strantse voorlieden de komst van ds. Audart had bewerkt.

Politieke strijd

In 1618 werd de strijd beslecht in het voordeel van de contra­remonstranten. Het ingrijpen van Prins Maurits keerde het politieke tij en maakte de weg vrij voor een nationale synode in Dordrecht. Die synode ver­oordeelde in 1619 de leer van de re­mon­stranten. De remon­strantse predikanten moesten alsnog schriftelijk met de Dordtse opvattingen instemmen, of een akte van stilstand tekenen, dat wil zeggen af­zien van hun predikantschap. Wie dat niet deed werd afgezet (ontslagen) en moest naar het bui­tenland vertrekken.

Audart ontslagen

Hoe ging het met de Capelse predikant Audart? We lezen in de handelingen van de synode van Zuid-Holland het volgende: ‘Robertus Audart, Pred. te Capelle, in de Classis van Schieland, heeft verklaard, geen tijd gehad te hebben om de acta te lezen. Ook had hij het plakkaat van de Staten-Generaal gezien, waarmee hij wist dat zonder instemming met de acta zijn predikantschap ten einde was. Hij was uit de Zuidelijke Nederlanden gevlucht om in het noorden vrijheid van geweten te ervaren. Ondertekening van de acta van Dordrecht zag hij als gewetensdwang. Hij verklaarde te staan in het gevoelen van de Remonstranten. Hij wenste geen tijd om zich nog te bedenken en dat hij nooit de classis zou verwijten dat hem geen tijd van bedenking was. Wel is de mogelijkheid nog geboden om de Acte van Stilstand te tekenen, waarin hij vrijwillig zijn ambt neerlegde. Dit weigerde hij ook, omdat hij wist dat hij toch de Republiek moest verlaten. Hij is dus naar het buitenland vertrokken. Het enige wat wij weten is dat hij nog enige tijd voor de remonstrantse gemeente in Antwerpen heeft gewerkt. Als vluchteling vanuit het huidige België kwam hij naar Nederland voor godsdienstvrijheid, ondervond het tegenovergestelde en vluchtte terug naar België.

 

Noot van de auteur: dit artikel is tot stand gekomen door input van mr Emo Bos. Zijn aangeleverde tekst is met toestemming gebruikt.

Dit artikel verscheen op vrijdag 3 februari 2023 in het Gereformeerd Kerkblad