Door Fokke Pathuis
De Schotse theoloog James Eglinton publiceerde vorig jaar een nieuwe biografie van Herman Bavinck. Hij maakt daarin duidelijk dat het Bavinck’s levensmissie was om binnen de snel moderniserende 19e-eeuwse cultuur een eigentijds gereformeerd geluid te laten horen. Eglinton schetst het leven van Herman Bavinck als die van ‘een moderne Europeaan, een orthodoxe calvinist en een man van de wetenschap.’
Allereerst is Bavinck de dogmaticus, die met zijn nog steeds lezenswaardige 4-delige ‘Gereformeerde Dogmatiek’ (1895-1901) de gereformeerde theologie wetenschappelijk weer bij de tijd bracht. Hij zocht daarin nadrukkelijk het gesprek met de moderne theologie om haar terechte inzichten en vragen in zijn eigen denken te verwerken en te beantwoorden.
Vervolgens is Bavinck ook de man die zich vol ijver inzette om de gereformeerde beginselen maatschappelijk en politiek op een eigentijdse wijze vorm te geven. Hij besefte terdege dat het ongeloof sinds de 17e eeuw in de samenleving een gestage opmars was begonnen en zag het eind 19e eeuw hand over hand toenemen. Maar hij had een groot vertrouwen dat als God het wilde het gereformeerde geloof in de maatschappij en in de wetenschap een grote kracht zou kunnen ontwikkelen, vergelijkbaar met de invloed van het calvinisme in het 16e- en 17e-eeuwse West-Europa.
Zelf zette Bavinck zich in het bestuur van het Gereformeerd Schoolverband vanaf 1890 op nationaal niveau onvermoeibaar in om het gereformeerd onderwijs te bevorderen. Ook droeg hij, met name in zijn professoraat aan de VU vanaf 1902, bij aan de ontwikkeling van een gereformeerde psychologie en pedagogiek. Op politiek terrein bracht hij zijn visie vanaf 1911 publiek voor het voetlicht als lid van de Eerste Kamer van de Staten-Generaal.
Het belangrijkste is dat Bavinck in heel zijn leven tot uitdrukking bracht dat een christen voor het aangezicht van God en tot eer van God leeft. Daar trok hij de consequentie uit dat een christen zich niet van de wereld mocht afsluiten, maar de roeping had gekregen ‘om de wereld naar de beginselen van het Christendom te hervormen en te vernieuwen.’ Dat was ook zijn motivatie om te ijveren voor de eenwording van de gereformeerden in één kerkgemeenschap, zoals bij de Vereniging van 1892, en om tegenover èn onafhankelijk van de liberale staat te werken aan een sterk maatschappelijk middenveld dat gedragen zou worden door bijbelse geïnspireerde overtuigingen en praktijken.
Zo is Herman Bavinck een inspirerend voorbeeld hoe je als een orthodox christen kunt leven in een geseculariseerde (post)moderne tijd.