Door Jorrit Woudt
Zondag 8 januari 2023
1e zondag na Epifanie
Laten alle koningen zich neerwerpen voor hem, alle volken hem dienstbaar zijn (Ps. 72,11).
Vorige maand vierde de Oekraïens-orthodoxe kerk voor het eerst in de geschiedenis kerst op 25 december in plaats van op 7 januari. Het is een manier om de breuk (sinds 2019) met de Russisch-orthodoxe kerk duidelijk te maken. Die wordt namelijk, met aan het hoofd patriarch Kirill, gezien als wapen van president Poetin; politiek en religie zijn in het conflict teveel met elkaar verweven geraakt. Dat was al merkbaar in een tv-toespraak van de Russische president, drie dagen voordat hij het land zou binnenvallen. ‘Oekraïne maakt deel uit van onze spirituele ruimte’, zei hij, doelend op het jaar 988, toen Vladimir van Kiev (956-1015) zijn volk massaal liet dopen om het zo te bekeren tot het christendom. De oorsprong van de Russisch-orthodoxe kerk ligt dus in Kiev! Als een echte tsaar zette Poetin de kerk te dicht bij de overheid en daarom zetten veel Oekraïners nu de kerk op afstand door het kerstfeest twee weken eerder te vieren dan voorheen. Op de Gregoriaanse kalender valt kerst op 25 december, op de Juliaanse kalender (die door de Oosters-orthodoxe kerk gevolgd wordt) is dat 7 januari, één dag na Driekoningen, dat z’n oorsprong heeft in het oosterse christendom. Epifanie komt van het Griekse ‘epiphaneia’, dat ‘verschijning’ betekent. Van oudsher staat men dan stil bij de verschijning van de vleesgeworden Zoon van God op aarde, met aandacht voor het bezoek van de wijzen uit het oosten, gebeurtenissen uit Jezus’ jeugd en zijn doop door Johannes de Doper. Wie waren eigenlijk die vreemde oosterlingen, die in Jeruzalem kwamen zoeken naar het Koningskind? Prof. dr. J. van Bruggen constateert in zijn commentaar op het NT dat deze ‘magiërs’ in de loop der eeuwen zelf meer aandacht hebben gekregen dan het feit dat ze in Jeruzalem aankwamen (Matt. 2,1). Matteüs besteedt totaal geen aandacht aan hun land van herkomst, terwijl vele uitleggers zich over de vraag gebogen hebben of ze nu uit Perzië, Babel of Arabië, dan wel India of China kwamen. Met hoeveel ze waren staat ook nergens vermeld, al lezen we bij kerkvader Origenes (3e eeuw) al dat men er drie veronderstelde, waarschijnlijk vanwege het aantal geschenken (goud, wierook en mirre). Dat het koningen zouden zijn geweest komt o.a. bij Tertullianus vandaan, die de verbinding legt met Jes. 60: ‘Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralende opgang’ (vers 3 NBG51), ‘een vloed van kamelen zal je land overspoelen, jonge kamelen uit Midjan en Efa. Uit Seba komen ze in groten getale, beladen met wierook en goud’ (vers 6). Ook Ps. 72,10 werd aangedragen om deze theorie te ondersteunen: ‘De koningen van Tarsis en de kustlanden, laten zij hem geschenken brengen. De koningen van Seba en Saba, laten ook zij hem schatting afdragen.’ Matteüs noemt ook het moment niet waarop de magiërs de ster in hun thuisland zagen, maar plaatst juist een uitroepteken bij het moment van hun aankomst in Jeruzalem. De NBV21 vermeldt deze markering (‘zie’) niet. Als je er goed over nadenkt is het toch wonderlijk; de ster had de magiërs meteen naar Bethlehem kunnen leiden (Matt. 2,9). Maar blijkbaar was het nodig dat ze Jeruzalem aandeden. God gebruikt Jeruzalem niet als wegwijzer voor de magiërs, maar Hij gebruikt de magiërs als signaal voor Jeruzalem!
Klik hier voor de link naar het Youtube-filmpje.